vrijdag 14 maart 2008

Dieptelectuur in Monschau

Monschau, 8 mei 2005. Eigen foto.

Wij lopen rond in een driedimensionale wereld; fotografie daarentegen herleidt, net zoals schilder- of tekenkunst, die drie dimensies tot het platte vlak. Mede daardoor begint de fotograaf op de duur ánders naar de werkelijkheid te kijken, ja zelfs de werkelijkheid op een andere manier te zíen: niet meer als een ruimte maar als een vlak. Hij knipt stukken uit dat vlak (hij kadreert) en gaat daarmee aan de slag. Het eindresultaat, de foto, moet dan ook ten volle als een tweedimensionaal object worden gezien: een schikking van grijswaarden of kleuren op een vlak. In zekere zin komt de foto, een goede foto, altijd tot op zekere hoogte los van haar inhoud.

Deze foto illustreert goed wat ik bedoel. Achter de huizenrij staat op een heuvelrug een eenzame boom. Zo is het in de werkelijkheid. Wie in dat stadje rondloopt (ik geloof dat het Monschau was), heeft zich onvermijdelijk een idee gevormd van de ligging van het stadje in een dal en ziet derhalve – men ziet wat men wéét – onder die boom de door het huis aan het zicht onttrokken heuvel. Maar de fotograaf ziet al, anticiperend, wat de toeschouwer die van de heuvelrug geen weet heeft zal zien: dat het is alsof die boom, een door de werking van de perspectief veel kleinere boom dan in werkelijkheid, óp het dak groeit. In het vlak dat de fotograaf uitknipt, verdwijnt namelijk de derde dimensie, de diepte.

Ik zei: kadreren, en dan aan de slag. De onderwerpkeuze alleen – hier dus de boom-op-het-dak maar ook, impliciet, het spel van intenties en verwachtingen – garandeert nog geen boeiend vlak. De compositie is al even belangrijk. Zonder nauwkeurig afgewogen compositie zou alleen de anekdote er toe doen – en dat zou te weinig zijn. Een evenwichtige compositie zorgt ervoor dat élk element in de foto er toe doet. En hier is dat, denk ik, geslaagd. In die mate zelfs dat de anekdote op het tweede plan verzeilt, dat de foto als foto op de voorgrond treedt. Die laatste beweging (het op de voorgrond treden van de foto als foto, dat wil zeggen als schikking van grijswaarden of kleuren, los van de ‘inhoud’) is essentieel. Of nauwkeuriger: het essentiële is het precaire evenwicht tussen de (plastische) kwaliteit van de foto als foto en de ‘inhoud’, die discreet moet zijn, nog net niet helemaal afwezig, niet opdringerig in elk geval.

*

Dat was de tekst die ik (in het kader van mijn blogrubriek 'Terugblik') op voorhand had geschreven. We bespraken dan nog verder de foto, en ik begon er zelf ook dingen in te zien die ik vooraf niet had opgemerkt - en die ik zonder de toetsing met de meningen van Luc, Piet en Sarah ook nooit zou hebben gezien: de correspondentie van de raampjes in de gevels en het dak; de correspondentie van de spieën waarvan ik er één, onder de kroonlijst rechts onderaan, nog niet had ontwaard; en dat die spieën nu net essentieel zijn in de lectuur van de foto want een van die spieën, de cruciale spie als het ware, is nu net de nog net zichtbare heuvelrug waarop die boom staat; de omlijstfunctie van de spie in de rechterbovenhoek; de schuinte van het huis ter rechterzijde, te wijten aan het feit dat er niet met een technische camera was gewerkt; de vorm van de boomkruin die een beweging lijkt te suggereren... Enzovoort, enzovoort. Dat leidde tot volgende verminking van het artefact (een goedkope en dus wat bleek uitgevallen print):


Ook wil ik bij deze ook de suggestie ter harte nemen om eens te zien wat de foto in zwart-wit geeft:

Geen opmerkingen: