vrijdag 18 april 2008

Poëzie 4





[bij foto Luc]


Zij leest haar eigen lot


Moordzacht sluit hij achter zich de deur.

Echt nodig is dat niet:
oortjes in haar oren. Fataal


wordt voor haar dat ze hem ziet

noch hoort nad’ren. Hij denkt: ik sleur
haar nadien bij d’r haar door de zaal

en maak met kabaal een eind aan

haar ijdel tijdverdrijf van taal en de waan
dat ze hier alleen en on-
gestoord een spannend boek lezen kon.

Kom, gerechtsdokter, kom te laat.
Start, ambulancier, je vergeefse ambulance.
Maak, schoonmaakster, alvast
een sopje klaar. Zeep vind je in de kast
en ook de emmer weet je staan.
Lauw water heb je uit de kraan.

Een hardnekkig mengsel van bloed en milkshake op skai:

dat gaat nog maar op tegels is het taai.
Poetsen maar. De ogen de zerk.
Een zerkdikke thriller vergt veel werk.

Vergeet ook niet de spatten op hemd en behang.

Staat die tas met grote oren,
vergeten in haast, daar al lang?
Wat met het boek? Waarom werd dit kind geboren?






[bij foto Paul]



Mijn permanente duizeling

Ik weet het:
ik kan niet anders,
ik kan niet zonder,
ik kan ‘t niet laten,
‘t is sterker dan mezelf.

In alle mogelijke opzichten,
onder alle lichten,
onder alle luchten,
ik hoor je zuchten,
het mag niet baten
ik kan ’t niet laten:

ik kadreer voortdurend.


Bevrijd me uit dat harnas

van bruggen en palen
van carrosserie en x-gerate lingerie
van ramen en frames.

Geef me ruimte,

laat me asemen.
Bevrijd me uit de permanente duizeling
van décolleté en perspectief.

Heb me lief.








[bij foto Kertész/Sarah]



Het grote hoofd

Je hebt geen grond om op te staan,
kleine man.
(Dat klinkt behoorlijk streng.)
Zie hoe zij daar onverholen
de dood zit te zijn, het onvolkomene.
Ongegeneerd ongeposeerd.
Kleiner op de plaat
maar, daar kun je van op aan,
haar hoofd is even groot
als het jouwe, het onze.
Even weinig plaats
– niet te min –
voor zorgen en
sterfelijkheidsbesef.
(Zes lettergrepen.)
Tel maar je jaren op je raam,
schrijf ze maar op je griffel.
Staak je gegniffel.
Van wie is die sjaal.
Straks ben je kaal.
Het duurt een zucht.
Het is een klucht.









[bij foto Piet]



Zijn en tijd

Hoe meer hij zich haast
Hoe stil hij ook staat
Het blijft langer staan
Hij verdwijnt in een waas


Hoe snel gaat de trein
In tijden verknoopt
Een held op de loop
Een kwestie van zijn

Hoe hard het ook waait
Hoe stil hij ook staat
De held blijft hier staan
Hij verdwijnt in een waas

Hoe hard hij ook rijdt
Ik kom nooit op tijd
Ik kom steeds te laat
Hoe meer het zich haast

Geen opmerkingen: