donderdag 26 maart 2009

connections (1)

1. Luc


2. Sarah


Hij had zich een camera aangeschaft en begon te filmen : trillende flessen in de bar van een veerboot, windmolens, een geldautomaat, een huppelend kind.
En op zondag maakten wij samen filmpjes.
Waarin ik aan het verdrinken was en net niet gered werd door een redder (Danny) die het nodig vond eerst de krant op te bellen. De helikopter ontbrak. Vroeger was er altijd een helikopter als ze verdronken en mijn vader zei dat ze tien kilometer verder aanspoelden, door de stroming. En toch durfde ik de volgende dag bij het zwemmen mijn voeten nauwelijks op de zandbodem te zetten. Altijd op dezelfde plek spoelden ze aan, tien kilometer verder. Stond iemand daar dan op wacht ? Een moeder, een vader, een geliefde ? Ook ’s nachts ? Heb je de zee al gezien ’s nachts ? Als dat zo is dan weet je hoe zwart ze is. Maar als drenkeling van Taxi moest ik die gedachten verdringen, ik moest alleen maar zwaaien en verdrinken in een koude, woelige zee in juni.

Een filmpje waarin Trixie en Danny Franse les kregen van mij en de onnozelaar uithingen en ook voortdurend kusten – om de twaalf seconden om precies te zijn. Na elke reeks nerveuze kusjes zwaaiden ze uitbundig naar de camera en dat is het mooiste beeld dat ik bewaar van Danny.
Een reclamespot waarin Trixie, ondanks twee gemaskerde Palestijnen en twee revolverlopen aan weerskanten van haar hoofd, weigerde de brief voor het losgeld voor te lezen maar smeekte om haar in gevangenschap te laten omdat zij daar elke morgen een bepaald merk confituur op haar boterhammen kreeg. Waarna zij neergeschoten werd. (Slogan : de jam die u fataal wordt.)
Een overval op een Sparwinkel – hij slaagde erin de caissière en een paar klanten te doen meespelen.
Een verkeersongeluk veroorzaakt door … een vloek – het idee kwam van een Bunuelfilm en het was hoe dan ook de aanleiding van één van onze verschrikkelijkste ruzies. Omdat ik te voorzichtig met mijn fiets tegen Trixie’s auto reed. Je geeft je niet ! Opnieuw ! En hij vloekte en ik razend en in volle vaart deze keer.
En de volgende dag in het ziekenhuis : filmpje met dokter en verpleegsters. Ik lig De Toverberg te lezen met een zuurstofmasker aan. (In werkelijkheid heb ik een gebroken arm en een hersenschudding.) Twee dokters onderzoeken mij en een viertal verpleegsters omzwachtelen mijn benen en gesticuleren met scharen en rollen verband. Op een teken van Taxi. Ziekenhuisvuurwerk heette het filmpje, met flitsende scharen en het verband dat wervelt in de lucht, dat zich ontrolt in grillige lussen, witte golven, onvolmaakt alfabet.

Alles in zwart-wit, omdat zwart-wit de kleuren zijn van de ziel, zei Taxi. En ook : ik wil de mens vatten in zijn herhaling en zijn onvermogen.
Een andere keer waren Danny en ik slaapwandelaars of zieken en we werden in elkaars armen geduwd. We moesten de mechanismen leren. De mechanismen van de liefde. Ik ben de handleiding zei Taxi. Ik zeg hoe en wat en hoeveel. Hoe je moet dansen en hoe je moet kussen en elkaar aankijken en wat je in een liefdesbrief moet schrijven en hoe je een aanzoek moet formuleren. Jullie moeten het leren en na een tijdje lukt het. Eerst laat je haar vallen, zij slingert zich tegen je aan. Zij is op zoek naar iets en springt in je armen en jij weet niet wat je met zoiets moet aanvangen en altijd opnieuw en wat we niet zullen filmen is hoe het afloopt. Of het altijd zo doorgaat zoals met de trillende flessen en de geldautomaten en de windmolens – wind zal er altijd zijn–. Of zij een weg vinden. Een weg naar iets echts, dat de herhaling doorbreekt.


3. Jan F.


Sleutelwoorden die deze bijdrage met het stuk geschreven door Sarah verbinden, zijn: Toeval, Film, Rollenspel.



4. Paul


Heuvels als witte olifanten Ernest Hemingway


De heuvels aan de overkant van de vallei van de Ebro waren lang en wit. Aan deze kant was geen schaduw, er waren geen bomen en het station lag tussen twee banen rails in de zon. Dicht tegen de kant van het station viel de warme schaduw van het gebouw en een gordijn gemaakt van strengen bamboekralen hing voor de deur naar de bar om de vliegen er uit te houden. De Amerikaan en het meisje dat bij hem was zaten aan een tafeltje in de schaduw buiten het gebouw. Het was heel heet en de expres uit Barcelona zou over veertig minuten komen. Hij stopte twee minuten bij dit knooppunt en ging door naar Madrid.


“Wat zullen we drinken?” Zij had haar hoed afgezet en op de tafel gelegd.


“Het is fiks heet.”


“Laten we bier nemen.”


“Dos cervezas!”


“Grote?” vroeg een vrouw bij de ingang.


“Ja. Twee grote.”


De vrouw bracht twee glazen bier en twee viltjes. Zij plaatste de viltjes en de glazen bier op de tafel en keek naar de man en het meisje. Het meisje keek de andere kant op, naar de heuvelrij. In de zon waren die wit en het land was bruin en droog.


“Net witte olifanten.”


“Ik heb er nooit een gezien.” De man dronk zijn bier.


“Nee, dat zal wel niet.”


“Had gekund. Dat jij zegt dat dat wel niet zo zal zijn, bewijst niks.”



Het meisje keek naar het kralen gordijn, “Er staat wat op geschilderd. Wat staat er?”


“Anis del Toro. Da’s een drank.”


“Zouden we dat eens kunnen proberen?”


De man riep: “Hallo”, door het gordijn.


De vrouw kwam de bar uit.


“We willen twee Anis del Toro.”


“Met water?”


“Wil je er water in?”


“Weet ik niet, is het lekker met water?”


“Jawel.”


“U wilt ze met water?” vroeg de vrouw.


“Ja, met water.”


“Het smaakt naar drop”, zei het meisje en zette het glas neer.


“Zo is het altijd.”


“Ja, alles smaakt naar drop. Vooral al die dingen waar je zo lang naar uitgekeken hebt, zoals absint.”


“Ach, schei uit.”


“Jij bent begonnen. Ik vond het leuk. Ik vermaakte me wel.”


“Laten we proberen ons te vermaken.”


“All right. Ik deed mijn best al. Ik zie dat die bergen op witte olifanten leken. Was dat niet goed?”


“Ja, dat was goed.”


“Ik wou dit nieuwe drankje proeven. Dat is toch alles wat we doen, rondkijken en nieuwe drankjes proberen?”


“Kan wel.”


Het meisje keek naar de overkant, naar de heuvels.


“Mooie heuvels. Ze lijken niet echt op witte olifanten, ik bedoelde alleen net de kleur van hun huid door de bomen heen.”


“Zullen we er nog een nemen?”


“Goed.”


De warme wind blies het kralen gordijn tegen het tafeltje.


“Het bier is lekker koud”, zei de man.


“Ja, heerlijk.”


“Het is heus een doodgewoon operatietje, Jig. Het is eigenlijk niet eens een operatie.


Het meisje keek naar de grond waar de tafelpoten op stonden.


“Ik weet zeker dat je het niet erg zal vinden, Jig. Het is echt niks. Alleen maar lucht inlaten.”


Het meisje zei niets.


“Ik ga met je mee en ik blijf de hele tijd bij je. Ze laten er alleen maar lucht in en dan gaat het allemaal heel gewoon.”


“Wat zullen we dan daarna gaan doen?”


“Daarna hebben we het weer fijn. Net als vroeger.”


“Waarom denk je dat?”


“Dit is het enige dat ons hindert. Het enige dat ons ongelukkig maakt.”


Het meisje keek naar het kralen gordijn, stak haar hand uit en greep twee strengen kralen.


“Je denkt dus dat we dan weer helemaal gelukkig zullen zijn?”


“Dat weet ik zeker. Je hoeft heus niet bang te zijn. Ik ken een heleboel lui die het gedaan hebben.”


“Ik ook. En daarna waren ze allemaal toch zo gelukkig.”


“Kom, als je het niet wilt hoeft het niet. Ik wil niet dat je het doet als je het niet wilt. Maar ik weet dat het doodeenvoudig is.”


“En jij wilt het echt wel?”


“Ik vind het het beste. Maar ik wil niet dat je het doet als je het niet echt wilt.”


“En als ik het doe, dan ben jij weer gelukkig en alles is weer net als vroeger en je houdt weer van me?”


“Ik houd nu ook van je. Je weet dat ik van je houd.”


“Jawel. Maar als ik het doe, zal je het dan weer leuk vinden als ik zeg dat dingen op witte olifanten lijken?”


“Ik vind het nu ook leuk. Maar ik kan er gewoon mijn hoofd niet bijhouden. Je weet hoe ik ben als ik zorgen heb.”


“Als ik het doe, zal je dan nooit meer zorgen hebben?”


“Hier maak ik me geen zorgen over want het is doodeenvoudig.”


“Dan zal ik het doen. Want voor mezelf kan het me niet schelen.”


“Wat bedoel je daarmee?”


“Voor mezelf kan het me niet schelen.”


“Mij kan je wel schelen.”


“O ja. Maar mij kan het niet schelen voor mezelf. En ik zal het doen en dan is alles weer in orde.”


“Ik wil niet dat je het doet, als je er zo over denkt.”


Het meisje stond op en liep naar het eind van het station. Aan de overzijde waren graanvelden en bomen langs de oevers van de Ebro. In de verte, verder van de rivier af, lagen bergen. De schaduw van een wolk gleed over het graanveld en zij zag de rivier tussen de bomen door.


“En dat zouden we allemaal kunnen hebben.”


“En we zouden alles kunnen hebben en iedere dag maken we het onmogelijker.”


“Wat zei je?”


“Ik zei dat we alles zouden kunnen hebben.”


“We kunnen alles hebben.”


“Nee, dat kunnen we niet.”


“We kunnen de hele wereld hebben.”


“Nee, dat kunnen we niet.”


“We kunnen gaan waarheen we willen.”


“Nee, dat kunnen we niet. We hebben geen keus meer.”


“Die hebben we wel.”


“Niet waar. En als je dat eenmaal kwijt bent, krijg je het nooit meer terug.”


“Maar dat zijn we niet kwijt.”


“Wacht maar eens af.”


“Kom weer in de schaduw. Zo moet je er niet over denken.”


“Ik denk helemaal niet, ik weet het gewoon.”


“Ik wil niet dat je iets doet dat je niet wilt...”


“En ook niet iets dat niet goed voor me is. Ik weet het. Zullen we nog een bier nemen?”


“Goed. Maar je moet goed begrijpen...”


“Ik begrijp het best. Zouden we misschien op kunnen houden met praten?”


Ze gingen aan een tafeltje zitten en het meisje keek naar de overkant, naar de heuvels aan de droge kant van de vallei en de man keek naar haar en naar het tafeltje.


“Je moet goed begrijpen dat ik niet wil dat je het doet als jij het niet wilt. Ik ben volkomen bereid het door te laten gaan als het voor jou iets te betekenen heeft.”


“Betekent het voor jou dan niks? Het zou best goed gaan.”


“Natuurlijk wel. Maar ik wil alleen jou hebben. Ik wil niemand anders. En ik weet dat het heel eenvoudig is.”


“Ja, jij weet dat het allemaal heel eenvoudig is.”


“Dat kan je zo wel zeggen, maar ik weet het echt.”


“Wil je nu iets voor me doen?”


“Ik wil alles voor je doen.”


“Wil je dan alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft alsjeblieft ophouden?”


Hij zei niets meer, maar keek naar de koffers die tegen de stationsmuur stonden. Er zaten etiketten op van al de hotels waar zij overnacht hadden.


“Maar ik wil niet dat je het doet. Het kan me niks schelen.”


“Hou op of ik ga gillen.”


De vrouw kwam door de gordijnen naar buiten met twee glazen bier en zette ze neer op de vochtige viltjes.


“De trein komt over vijf minuten.”


“Wat zei ze?”


“Dat de trein over vijf minuten komt.”


Het meisje lachte de vrouw vrolijk toe om haar te bedanken.


“Ik zal de koffers maar naar de andere kant van het station brengen.”


Zij glimlachte tegen hem.


“Goed. En kom daarna terug om je bier op te drinken.”


Hij tilde de twee zware koffers op en droeg ze naar de andere kant van het station, bij de andere rails. Hij keek langs de baan maar hij kon de trein niet zien. Op de terugweg liep hij door de bar, waar de mensen die op de trein wachtten, zaten te drinken. Hij nam een Anis aan de bar en keek naar de mensen. Zij zaten allemaal rustig op de trein te wachten. Hij ging door het kralen gordijn naar buiten. Zij zat aan het tafeltje en glimlachte tegen hem.


“Gaat het weer?”


“Best, mij mankeert niks. Ik voel me goed.”


5. Piet

De estafettestok van Connections I werd me aangereikt door Paul in de vorm van een plaatje van het schilderij “Summer Interior” van de Amerikaanse ( New York ) schilder Edward Hopper. Hoe dit beeld stond tot het startfilmpje van Luc was me een raadsel maar ja er zaten al twee estafetteschakels tussen nietwaar. Bij het zien van het filmpje was ik al stiekem een beeld aan het vormen over mijn bijdrage, maar dat bleek voorbarige arbeid. Ik zocht in de richting van slapstick, lopende band, Modern Times van Chaplin bij voorbeeld. Maar nee, Hopper op mijn plank.


Hopper ( volgens Wikepedia ) Hopper creëert in zijn schilderijen een onwerkelijke, desolate sfeer. In veel van zijn schilderijen heerst een psychologische spanning. De mensen op zijn schilderijen zijn nooit gelukkig. Ook wekken de schilderijen een gevoel van "samen maar toch alleen" op.
Als men het gehele oeuvre van Hopper overziet kan men concluderen dat in het overgrote deel van zijn schilderijen de isolatie van het individu centraal staat. In zijn schilderijen wordt zelden contact met een ander persoon gelegd, zelfs al zijn er meerdere personen in het beeld aanwezig


Met deze omschrijving in het hoofd en het bijbehorende beeld valt bij mij het kwartje ( frank ) en kies nu als volgende schakel in de Connectie voor de fotografie van een door mij bewonderd fotograaf Nick Waplington. Zijn tentoonstelling in de Gentse Fnac ( 1993 ? ) heeft er voor gezorgd dat ik serieuze fotografie ben gaan benaderen op een minder serieuze manier. Waplington creëert zijn beelden in een eveneens desolate omgeving vol spanning maar dan wel met mensen die ondanks hun min of meer armoedige situatie gelukkig zijn en waar samenhang en contact een zeer belangrijk onderwerp zijn. In zijn boek Livingroom uit 1991 laat hij een working-class familie zien uit Nottingham, hij leeft 4 jaren met deze familie mee en fotografeert bij wijze van spreken onzichtbaar vanonder of achter het bankstel, één met de familie. Andere boeken van Waplinton vertonen dezelfde betrokkenheid en fascinatie. Truth or Consequenses, het verhaal van een stadje midden in New Mexico, desolaat maar met bewoners die alweer samenhangen en er mee akkoord gaan dat ze dit leven ook maar overkomen is. Waplington woont in London en ik zal hem binnenkort eens ontmoeten, toevalliger wijze is hij bevriend met de dochter van Carol Denford, editor van the Hat Magazine ( die connectie kennen jullie denk ik ) en weet van mijn bewondering, een pint zal gedronken worden bij mijn volgend bezoek aan London.









© Nick Waplington

6. Pascal

Kroost

Ik wil ze niet, die jengelende etters.
Die bleekscheten met hun fopspenen en nukken.
Ze zeuren je de kop van je oren.
Ze krabben aan de muren en ergeren de buren.
Ik kan het niet meer horen. Ik heb mijn jeugd verloren.

Je betaalt je blauw. Eerst aan partners dan aan pampers.
Het is een ramp. En zij, alsof het niets kost,
kotsen en kakken er lustig op los.
Ze kennen slechts de stress van de volgende fles
of de ergernis omdat die er nog niet is. Pis.

Ze deformeren onze vrouwen.
En die, die beginnen van de weeromstuit,
omdat ze daar om rouwen, te zuipen als de beesten,
te roken als de ketters. – Ondertussen veesten
die ukken, en ze vreten en boeren en slurpen aan de tuit.

Ach, ik wil ze niet, die jengelende etters.
Zie ze piesen, zie ze zogen.
De vruchten van mijn onvermogen
om alleen te zijn en blij en
beheerst met dat ding tussen mijn dijen.


7. Jan D.



Het gedicht van Pascal bracht enerzijds mijn eigen kindertijd terug in m'n herinnering.


Een door vele avonturen getekend indianenkostuum - had ik onlangs bij m'n zus opgevist.


Het werd gemaakt uit een bijna onverwoestbaar maar, op het blote vel, zeer aangenaam aanvoelend soort katoen.


Ik heb het gedragen tot ik er me bijna niet meer in kon bewegen.


Daarna; wég grote vrijheid, avontuur en dromen.


Of toch bijna.


Het indianenpak had ik geërfd van de jongste broer van mijn moeder.


Na mij werd het weer doorgegeven aan de zoontjes van m'n zus.


Ook voor hen is het nu te krap geworden...





Anderzijds kwam ik dan weer bij Patti Smith terecht - ook een stukje jeugd.


Eén van de eerste lp's die ik ooit kocht was er één van haar: Wave.


Op die hoes zag ze er, niettegenstaande de aanwezigheid van de tamme


witte duiven, wat wild en ongrijpbaar uit. Een beetje androgyn ook.


Enkele jaren geleden zag ik haar dan, eindelijk, voor het eerst live.


Ik schrok toen toch even want de tijd staat natuurlijk voor niemand stil.


Maar het werd een memorabel concert en niet alleen omwille van de muziek.


Haar verontwaardiging, haar doorzettingsvermogen, de integriteit...


Er stond een mens op dat podium. Met ook nog eens een dosis humor.


En dat in de gietende regen.


Onlangs zag ik 'Patti Smith - Dream of Life', een film door Steven Sebring


(Award op het Sundance Film Festival).


Géén klassieke r&r-documentaire.


Het fragment waarin ze het eerste kledingstuk van één van haar kinderen uit een


'koesterdoosje' haalt, kon ik onmiddellijk linken aan het gedicht.


Kinderen, kots en kunst.


Dat het kan samengaan.


(Patti Smith is zangeres en muzikante, dichteres, fotografe en moeder...


Ooit woonde ze samen met Robert Mapplethorpe - die haar uiteraard ook


meermaals fotografeerde)




Tijdens de aankondiging van de film op het Philadelphia Film Festival liet


Patti Smith zich nog eens van haar meest strijdbare kant liet zien.


De hele aankondiging werd simultaan en 'live' naar


doven en slechthorenden vertaald (links op het podium).


Deze link stuurde ik door naar Johan:


http://www.youtube.com/watch?v=O4Y1q3kl1Y4



8. Johan


http://www.avro.nl/Pages/player.aspx?movie=mms://avrostream/misc/AV30_200108.wmv&title=Katinka%20Polderman&reurl=/radio/programmas_a-z/andermans_veren/filmpjes.aspx&rid=1



9. Dan


Na wat problemen om in te loggen, bij andermans veren, kon ik het frêle jonge meisje (Katinka Polderman) met het hoge engelenstemmetje en gitaar verschrikkelijk horen vuilbekken. De enige gedachte die bij me naar boven kwam: ze zou beter maar eens haar mond spoelen (om verschillende redenen). De verbindende gedachte was ontstaan: mondhygiëne.



Volgende mail werd naar Sabine gestuurd:



Hey Bien,



Doordat Johan eerder een stok in de wielen stak, reik ik je twee stokken aan:


http://nl.wikipedia.org/wiki/Mondhygi%C3%ABne



http://www.garagetv.be/video-galerij/markske456/Digitale_radio_slaat_vuile_praat_uit.aspx


Veel plezier,



10. Sabine


Kreeg van Dan deze site toegestuurd:


http://nl.wikipedia.org/wiki/Mondhygi%C3%ABne


Mondhygiëne…. Spontaan dient er zich een lichte ( spook )pijnscheut aan in mijn linkerbovenkaak. Een persoonlijk “dental trauma”, opgelopen een tijd geleden ligt blijkbaar nog fris in het geheugen. Een gat in de sinus was toen de diagnose. Menig tandartsbezoeken volgen en uiteindelijk blijkt een operatie noodzakelijk. Het gat wordt gedicht, de pijn daarna is niet te beschrijven. Bont en blauw, voorzien van ijszaken en pijnstillers sluit ik me een paar dagen op in m’n slaapkamer. Binnenkort is het Valentijn en ik heb beloofd een avondvullend programma voor te bereiden in galerie PinsArt.


Half verdoofd, lees ik de Basia van Janus Secundus http://nl.wikipedia.org/wiki/Janus_Secundus


Deze negentien kusgedichten werden vertaald vanuit het Latijn naar het Nederlands door Kris Buyse, classicus en leraar Latijn aan het Sint-Pietersinstituut te Gent (uitgegeven bij P). Voor hem geen probleem dat deze lyrische verzen het daglicht nog eens zullen zien.


Vier dichters, één muzikant en één beeldend kunstenaar laten zich inspireren door deze honingzoete zoensels en beloven daarmee hun medewerking. Het wordt een pittige avond.


Hierbij het 19de kusgedicht van Janus Secundus:


Basium XIX


Mellilegae volucres, quid adhuc thyma cana, rosasque

et rorem vernae nectareum violae

lingitis, aut florem late spirantis anethi?

Omnes ad dominae labra venite meae.

Illa rosas spirant omnes, thymaque omnia sola,

et succum vernae nectareum violae.

Kus XIX


Ach, honingpurend bijenvolk, wat zoek je nu

in grijze tijm en rozen, rood, in nectarrijke dauw

van voorjaarsviolieren of in dille die zo fél kan geuren?

Strijk allen op de lipjes van m'n liefje neer: zij geurt

naar alle rozen, alle tijm tesamen, zij alléén geurt naar

een honingzoet boeket van vroege violieren.


uit: Basia (kusgedichten) van Janus Secundus



11. Luc


' Niet dat de kus, zoals beschreven in het gelijknamige gedicht van Janus Secundus, bol staat van lijfelijkheid en erotiek, toch staat de kus voor de meest intieme uiting van liefde. Het fragment uit de theatervoorstelling Café Muller van Pina Bausch daarentegen staat voor mij voor vertwijfeling, onvermogen en eenzaamheid. Om de cirkel van de connections te sluiten verzamelde ik 18 foto's die het gebied tussen deze uitersten opvullen. '


In bijlage een 5-tal foto's.






Geen opmerkingen: