maandag 30 maart 2009
auschwitz: laatste herinnering
bvh
Zwart, geel en rood zijn de kleuren van dit land met zijn mist, zijn zachte lelijkheid.
Koen Peeters, Grote Europese roman, 258
zondag 29 maart 2009
zaterdag 28 maart 2009
donderdag 26 maart 2009
connections (1)
En op zondag maakten wij samen filmpjes.
Waarin ik aan het verdrinken was en net niet gered werd door een redder (Danny) die het nodig vond eerst de krant op te bellen. De helikopter ontbrak. Vroeger was er altijd een helikopter als ze verdronken en mijn vader zei dat ze tien kilometer verder aanspoelden, door de stroming. En toch durfde ik de volgende dag bij het zwemmen mijn voeten nauwelijks op de zandbodem te zetten. Altijd op dezelfde plek spoelden ze aan, tien kilometer verder. Stond iemand daar dan op wacht ? Een moeder, een vader, een geliefde ? Ook ’s nachts ? Heb je de zee al gezien ’s nachts ? Als dat zo is dan weet je hoe zwart ze is. Maar als drenkeling van Taxi moest ik die gedachten verdringen, ik moest alleen maar zwaaien en verdrinken in een koude, woelige zee in juni.
Een filmpje waarin Trixie en Danny Franse les kregen van mij en de onnozelaar uithingen en ook voortdurend kusten – om de twaalf seconden om precies te zijn. Na elke reeks nerveuze kusjes zwaaiden ze uitbundig naar de camera en dat is het mooiste beeld dat ik bewaar van Danny.
Een reclamespot waarin Trixie, ondanks twee gemaskerde Palestijnen en twee revolverlopen aan weerskanten van haar hoofd, weigerde de brief voor het losgeld voor te lezen maar smeekte om haar in gevangenschap te laten omdat zij daar elke morgen een bepaald merk confituur op haar boterhammen kreeg. Waarna zij neergeschoten werd. (Slogan : de jam die u fataal wordt.)
Een overval op een Sparwinkel – hij slaagde erin de caissière en een paar klanten te doen meespelen.
Een verkeersongeluk veroorzaakt door … een vloek – het idee kwam van een Bunuelfilm en het was hoe dan ook de aanleiding van één van onze verschrikkelijkste ruzies. Omdat ik te voorzichtig met mijn fiets tegen Trixie’s auto reed. Je geeft je niet ! Opnieuw ! En hij vloekte en ik razend en in volle vaart deze keer.
En de volgende dag in het ziekenhuis : filmpje met dokter en verpleegsters. Ik lig De Toverberg te lezen met een zuurstofmasker aan. (In werkelijkheid heb ik een gebroken arm en een hersenschudding.) Twee dokters onderzoeken mij en een viertal verpleegsters omzwachtelen mijn benen en gesticuleren met scharen en rollen verband. Op een teken van Taxi. Ziekenhuisvuurwerk heette het filmpje, met flitsende scharen en het verband dat wervelt in de lucht, dat zich ontrolt in grillige lussen, witte golven, onvolmaakt alfabet.
Alles in zwart-wit, omdat zwart-wit de kleuren zijn van de ziel, zei Taxi. En ook : ik wil de mens vatten in zijn herhaling en zijn onvermogen.
Een andere keer waren Danny en ik slaapwandelaars of zieken en we werden in elkaars armen geduwd. We moesten de mechanismen leren. De mechanismen van de liefde. Ik ben de handleiding zei Taxi. Ik zeg hoe en wat en hoeveel. Hoe je moet dansen en hoe je moet kussen en elkaar aankijken en wat je in een liefdesbrief moet schrijven en hoe je een aanzoek moet formuleren. Jullie moeten het leren en na een tijdje lukt het. Eerst laat je haar vallen, zij slingert zich tegen je aan. Zij is op zoek naar iets en springt in je armen en jij weet niet wat je met zoiets moet aanvangen en altijd opnieuw en wat we niet zullen filmen is hoe het afloopt. Of het altijd zo doorgaat zoals met de trillende flessen en de geldautomaten en de windmolens – wind zal er altijd zijn–. Of zij een weg vinden. Een weg naar iets echts, dat de herhaling doorbreekt.
Heuvels als witte olifanten Ernest Hemingway
De heuvels aan de overkant van de vallei van de Ebro waren lang en wit. Aan deze kant was geen schaduw, er waren geen bomen en het station lag tussen twee banen rails in de zon. Dicht tegen de kant van het station viel de warme schaduw van het gebouw en een gordijn gemaakt van strengen bamboekralen hing voor de deur naar de bar om de vliegen er uit te houden. De Amerikaan en het meisje dat bij hem was zaten aan een tafeltje in de schaduw buiten het gebouw. Het was heel heet en de expres uit Barcelona zou over veertig minuten komen. Hij stopte twee minuten bij dit knooppunt en ging door naar Madrid.
“Wat zullen we drinken?” Zij had haar hoed afgezet en op de tafel gelegd.
“Het is fiks heet.”
“Laten we bier nemen.”
“Dos cervezas!”
“Grote?” vroeg een vrouw bij de ingang.
“Ja. Twee grote.”
De vrouw bracht twee glazen bier en twee viltjes. Zij plaatste de viltjes en de glazen bier op de tafel en keek naar de man en het meisje. Het meisje keek de andere kant op, naar de heuvelrij. In de zon waren die wit en het land was bruin en droog.
“Net witte olifanten.”
“Ik heb er nooit een gezien.” De man dronk zijn bier.
“Nee, dat zal wel niet.”
“Had gekund. Dat jij zegt dat dat wel niet zo zal zijn, bewijst niks.”
Het meisje keek naar het kralen gordijn, “Er staat wat op geschilderd. Wat staat er?”
“Anis del Toro. Da’s een drank.”
“Zouden we dat eens kunnen proberen?”
De man riep: “Hallo”, door het gordijn.
De vrouw kwam de bar uit.
“We willen twee Anis del Toro.”
“Met water?”
“Wil je er water in?”
“Weet ik niet, is het lekker met water?”
“Jawel.”
“U wilt ze met water?” vroeg de vrouw.
“Ja, met water.”
“Het smaakt naar drop”, zei het meisje en zette het glas neer.
“Zo is het altijd.”
“Ja, alles smaakt naar drop. Vooral al die dingen waar je zo lang naar uitgekeken hebt, zoals absint.”
“Ach, schei uit.”
“Jij bent begonnen. Ik vond het leuk. Ik vermaakte me wel.”
“Laten we proberen ons te vermaken.”
“All right. Ik deed mijn best al. Ik zie dat die bergen op witte olifanten leken. Was dat niet goed?”
“Ja, dat was goed.”
“Ik wou dit nieuwe drankje proeven. Dat is toch alles wat we doen, rondkijken en nieuwe drankjes proberen?”
“Kan wel.”
Het meisje keek naar de overkant, naar de heuvels.
“Mooie heuvels. Ze lijken niet echt op witte olifanten, ik bedoelde alleen net de kleur van hun huid door de bomen heen.”
“Zullen we er nog een nemen?”
“Goed.”
De warme wind blies het kralen gordijn tegen het tafeltje.
“Het bier is lekker koud”, zei de man.
“Ja, heerlijk.”
“Het is heus een doodgewoon operatietje, Jig. Het is eigenlijk niet eens een operatie.
Het meisje keek naar de grond waar de tafelpoten op stonden.
“Ik weet zeker dat je het niet erg zal vinden, Jig. Het is echt niks. Alleen maar lucht inlaten.”
Het meisje zei niets.
“Ik ga met je mee en ik blijf de hele tijd bij je. Ze laten er alleen maar lucht in en dan gaat het allemaal heel gewoon.”
“Wat zullen we dan daarna gaan doen?”
“Daarna hebben we het weer fijn. Net als vroeger.”
“Waarom denk je dat?”
“Dit is het enige dat ons hindert. Het enige dat ons ongelukkig maakt.”
Het meisje keek naar het kralen gordijn, stak haar hand uit en greep twee strengen kralen.
“Je denkt dus dat we dan weer helemaal gelukkig zullen zijn?”
“Dat weet ik zeker. Je hoeft heus niet bang te zijn. Ik ken een heleboel lui die het gedaan hebben.”
“Ik ook. En daarna waren ze allemaal toch zo gelukkig.”
“Kom, als je het niet wilt hoeft het niet. Ik wil niet dat je het doet als je het niet wilt. Maar ik weet dat het doodeenvoudig is.”
“En jij wilt het echt wel?”
“Ik vind het het beste. Maar ik wil niet dat je het doet als je het niet echt wilt.”
“En als ik het doe, dan ben jij weer gelukkig en alles is weer net als vroeger en je houdt weer van me?”
“Ik houd nu ook van je. Je weet dat ik van je houd.”
“Jawel. Maar als ik het doe, zal je het dan weer leuk vinden als ik zeg dat dingen op witte olifanten lijken?”
“Ik vind het nu ook leuk. Maar ik kan er gewoon mijn hoofd niet bijhouden. Je weet hoe ik ben als ik zorgen heb.”
“Als ik het doe, zal je dan nooit meer zorgen hebben?”
“Hier maak ik me geen zorgen over want het is doodeenvoudig.”
“Dan zal ik het doen. Want voor mezelf kan het me niet schelen.”
“Wat bedoel je daarmee?”
“Voor mezelf kan het me niet schelen.”
“Mij kan je wel schelen.”
“O ja. Maar mij kan het niet schelen voor mezelf. En ik zal het doen en dan is alles weer in orde.”
“Ik wil niet dat je het doet, als je er zo over denkt.”
Het meisje stond op en liep naar het eind van het station. Aan de overzijde waren graanvelden en bomen langs de oevers van de Ebro. In de verte, verder van de rivier af, lagen bergen. De schaduw van een wolk gleed over het graanveld en zij zag de rivier tussen de bomen door.
“En dat zouden we allemaal kunnen hebben.”
“En we zouden alles kunnen hebben en iedere dag maken we het onmogelijker.”
“Wat zei je?”
“Ik zei dat we alles zouden kunnen hebben.”
“We kunnen alles hebben.”
“Nee, dat kunnen we niet.”
“We kunnen de hele wereld hebben.”
“Nee, dat kunnen we niet.”
“We kunnen gaan waarheen we willen.”
“Nee, dat kunnen we niet. We hebben geen keus meer.”
“Die hebben we wel.”
“Niet waar. En als je dat eenmaal kwijt bent, krijg je het nooit meer terug.”
“Maar dat zijn we niet kwijt.”
“Wacht maar eens af.”
“Kom weer in de schaduw. Zo moet je er niet over denken.”
“Ik denk helemaal niet, ik weet het gewoon.”
“Ik wil niet dat je iets doet dat je niet wilt...”
“En ook niet iets dat niet goed voor me is. Ik weet het. Zullen we nog een bier nemen?”
“Goed. Maar je moet goed begrijpen...”
“Ik begrijp het best. Zouden we misschien op kunnen houden met praten?”
Ze gingen aan een tafeltje zitten en het meisje keek naar de overkant, naar de heuvels aan de droge kant van de vallei en de man keek naar haar en naar het tafeltje.
“Je moet goed begrijpen dat ik niet wil dat je het doet als jij het niet wilt. Ik ben volkomen bereid het door te laten gaan als het voor jou iets te betekenen heeft.”
“Betekent het voor jou dan niks? Het zou best goed gaan.”
“Natuurlijk wel. Maar ik wil alleen jou hebben. Ik wil niemand anders. En ik weet dat het heel eenvoudig is.”
“Ja, jij weet dat het allemaal heel eenvoudig is.”
“Dat kan je zo wel zeggen, maar ik weet het echt.”
“Wil je nu iets voor me doen?”
“Ik wil alles voor je doen.”
“Wil je dan alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft alsjeblieft ophouden?”
Hij zei niets meer, maar keek naar de koffers die tegen de stationsmuur stonden. Er zaten etiketten op van al de hotels waar zij overnacht hadden.
“Maar ik wil niet dat je het doet. Het kan me niks schelen.”
“Hou op of ik ga gillen.”
De vrouw kwam door de gordijnen naar buiten met twee glazen bier en zette ze neer op de vochtige viltjes.
“De trein komt over vijf minuten.”
“Wat zei ze?”
“Dat de trein over vijf minuten komt.”
Het meisje lachte de vrouw vrolijk toe om haar te bedanken.
“Ik zal de koffers maar naar de andere kant van het station brengen.”
Zij glimlachte tegen hem.
“Goed. En kom daarna terug om je bier op te drinken.”
Hij tilde de twee zware koffers op en droeg ze naar de andere kant van het station, bij de andere rails. Hij keek langs de baan maar hij kon de trein niet zien. Op de terugweg liep hij door de bar, waar de mensen die op de trein wachtten, zaten te drinken. Hij nam een Anis aan de bar en keek naar de mensen. Zij zaten allemaal rustig op de trein te wachten. Hij ging door het kralen gordijn naar buiten. Zij zat aan het tafeltje en glimlachte tegen hem.
“Gaat het weer?”
“Best, mij mankeert niks. Ik voel me goed.”
5. Piet
De estafettestok van Connections I werd me aangereikt door Paul in de vorm van een plaatje van het schilderij “Summer Interior” van de Amerikaanse ( New York ) schilder Edward Hopper. Hoe dit beeld stond tot het startfilmpje van Luc was me een raadsel maar ja er zaten al twee estafetteschakels tussen nietwaar. Bij het zien van het filmpje was ik al stiekem een beeld aan het vormen over mijn bijdrage, maar dat bleek voorbarige arbeid. Ik zocht in de richting van slapstick, lopende band, Modern Times van Chaplin bij voorbeeld. Maar nee, Hopper op mijn plank.
Hopper ( volgens Wikepedia ) Hopper creëert in zijn schilderijen een onwerkelijke, desolate sfeer. In veel van zijn schilderijen heerst een psychologische spanning. De mensen op zijn schilderijen zijn nooit gelukkig. Ook wekken de schilderijen een gevoel van "samen maar toch alleen" op.
Als men het gehele oeuvre van Hopper overziet kan men concluderen dat in het overgrote deel van zijn schilderijen de isolatie van het individu centraal staat. In zijn schilderijen wordt zelden contact met een ander persoon gelegd, zelfs al zijn er meerdere personen in het beeld aanwezig
Met deze omschrijving in het hoofd en het bijbehorende beeld valt bij mij het kwartje ( frank ) en kies nu als volgende schakel in de Connectie voor de fotografie van een door mij bewonderd fotograaf Nick Waplington. Zijn tentoonstelling in de Gentse Fnac ( 1993 ? ) heeft er voor gezorgd dat ik serieuze fotografie ben gaan benaderen op een minder serieuze manier. Waplington creëert zijn beelden in een eveneens desolate omgeving vol spanning maar dan wel met mensen die ondanks hun min of meer armoedige situatie gelukkig zijn en waar samenhang en contact een zeer belangrijk onderwerp zijn. In zijn boek Livingroom uit 1991 laat hij een working-class familie zien uit Nottingham, hij leeft 4 jaren met deze familie mee en fotografeert bij wijze van spreken onzichtbaar vanonder of achter het bankstel, één met de familie. Andere boeken van Waplinton vertonen dezelfde betrokkenheid en fascinatie. Truth or Consequenses, het verhaal van een stadje midden in New Mexico, desolaat maar met bewoners die alweer samenhangen en er mee akkoord gaan dat ze dit leven ook maar overkomen is. Waplington woont in London en ik zal hem binnenkort eens ontmoeten, toevalliger wijze is hij bevriend met de dochter van Carol Denford, editor van the Hat Magazine ( die connectie kennen jullie denk ik ) en weet van mijn bewondering, een pint zal gedronken worden bij mijn volgend bezoek aan London.
6. Pascal
Kroost
Ik wil ze niet, die jengelende etters.
Die bleekscheten met hun fopspenen en nukken.
Ze zeuren je de kop van je oren.
Ze krabben aan de muren en ergeren de buren.
Ik kan het niet meer horen. Ik heb mijn jeugd verloren.
Je betaalt je blauw. Eerst aan partners dan aan pampers.
Het is een ramp. En zij, alsof het niets kost,
kotsen en kakken er lustig op los.
Ze kennen slechts de stress van de volgende fles
of de ergernis omdat die er nog niet is. Pis.
Ze deformeren onze vrouwen.
En die, die beginnen van de weeromstuit,
omdat ze daar om rouwen, te zuipen als de beesten,
te roken als de ketters. – Ondertussen veesten
die ukken, en ze vreten en boeren en slurpen aan de tuit.
Ach, ik wil ze niet, die jengelende etters.
Zie ze piesen, zie ze zogen.
De vruchten van mijn onvermogen
om alleen te zijn en blij en
beheerst met dat ding tussen mijn dijen.
7. Jan D.
Het gedicht van Pascal bracht enerzijds mijn eigen kindertijd terug in m'n herinnering.
Een door vele avonturen getekend indianenkostuum - had ik onlangs bij m'n zus opgevist.
Het werd gemaakt uit een bijna onverwoestbaar maar, op het blote vel, zeer aangenaam aanvoelend soort katoen.
Ik heb het gedragen tot ik er me bijna niet meer in kon bewegen.
Daarna; wég grote vrijheid, avontuur en dromen.
Of toch bijna.
Het indianenpak had ik geërfd van de jongste broer van mijn moeder.
Na mij werd het weer doorgegeven aan de zoontjes van m'n zus.
Ook voor hen is het nu te krap geworden...
Anderzijds kwam ik dan weer bij Patti Smith terecht - ook een stukje jeugd.
Eén van de eerste lp's die ik ooit kocht was er één van haar: Wave.
Op die hoes zag ze er, niettegenstaande de aanwezigheid van de tamme
witte duiven, wat wild en ongrijpbaar uit. Een beetje androgyn ook.
Enkele jaren geleden zag ik haar dan, eindelijk, voor het eerst live.
Ik schrok toen toch even want de tijd staat natuurlijk voor niemand stil.
Maar het werd een memorabel concert en niet alleen omwille van de muziek.
Haar verontwaardiging, haar doorzettingsvermogen, de integriteit...
Er stond een mens op dat podium. Met ook nog eens een dosis humor.
En dat in de gietende regen.
Onlangs zag ik 'Patti Smith - Dream of Life', een film door Steven Sebring
(Award op het Sundance Film Festival).
Géén klassieke r&r-documentaire.
Het fragment waarin ze het eerste kledingstuk van één van haar kinderen uit een
'koesterdoosje' haalt, kon ik onmiddellijk linken aan het gedicht.
Kinderen, kots en kunst.
Dat het kan samengaan.
(Patti Smith is zangeres en muzikante, dichteres, fotografe en moeder...
Ooit woonde ze samen met Robert Mapplethorpe - die haar uiteraard ook
meermaals fotografeerde)
Tijdens de aankondiging van de film op het Philadelphia Film Festival liet
Patti Smith zich nog eens van haar meest strijdbare kant liet zien.
De hele aankondiging werd simultaan en 'live' naar
doven en slechthorenden vertaald (links op het podium).
Deze link stuurde ik door naar Johan:
http://www.youtube.com/watch?v=O4Y1q3kl1Y4
8. Johan
9. Dan
Na wat problemen om in te loggen, bij andermans veren, kon ik het frêle jonge meisje (Katinka Polderman) met het hoge engelenstemmetje en gitaar verschrikkelijk horen vuilbekken. De enige gedachte die bij me naar boven kwam: ze zou beter maar eens haar mond spoelen (om verschillende redenen). De verbindende gedachte was ontstaan: mondhygiëne.
Volgende mail werd naar Sabine gestuurd:
Hey Bien,
Doordat Johan eerder een stok in de wielen stak, reik ik je twee stokken aan:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Mondhygi%C3%ABne
http://www.garagetv.be/video-galerij/markske456/Digitale_radio_slaat_vuile_praat_uit.aspx
Veel plezier,
10. Sabine
Kreeg van Dan deze site toegestuurd:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Mondhygi%C3%ABne
Mondhygiëne…. Spontaan dient er zich een lichte ( spook )pijnscheut aan in mijn linkerbovenkaak. Een persoonlijk “dental trauma”, opgelopen een tijd geleden ligt blijkbaar nog fris in het geheugen. Een gat in de sinus was toen de diagnose. Menig tandartsbezoeken volgen en uiteindelijk blijkt een operatie noodzakelijk. Het gat wordt gedicht, de pijn daarna is niet te beschrijven. Bont en blauw, voorzien van ijszaken en pijnstillers sluit ik me een paar dagen op in m’n slaapkamer. Binnenkort is het Valentijn en ik heb beloofd een avondvullend programma voor te bereiden in galerie PinsArt.
Half verdoofd, lees ik de Basia van Janus Secundus http://nl.wikipedia.org/wiki/Janus_Secundus
Deze negentien kusgedichten werden vertaald vanuit het Latijn naar het Nederlands door Kris Buyse, classicus en leraar Latijn aan het Sint-Pietersinstituut te Gent (uitgegeven bij P). Voor hem geen probleem dat deze lyrische verzen het daglicht nog eens zullen zien.
Vier dichters, één muzikant en één beeldend kunstenaar laten zich inspireren door deze honingzoete zoensels en beloven daarmee hun medewerking. Het wordt een pittige avond.
Hierbij het 19de kusgedicht van Janus Secundus:
Basium XIX
Mellilegae volucres, quid adhuc thyma cana, rosasque
et rorem vernae nectareum violae
lingitis, aut florem late spirantis anethi?
Omnes ad dominae labra venite meae.
Illa rosas spirant omnes, thymaque omnia sola,
et succum vernae nectareum violae.
Kus XIX
Ach, honingpurend bijenvolk, wat zoek je nu
in grijze tijm en rozen, rood, in nectarrijke dauw
van voorjaarsviolieren of in dille die zo fél kan geuren?
Strijk allen op de lipjes van m'n liefje neer: zij geurt
naar alle rozen, alle tijm tesamen, zij alléén geurt naar
een honingzoet boeket van vroege violieren.
uit: Basia (kusgedichten) van Janus Secundus
11. Luc
' Niet dat de kus, zoals beschreven in het gelijknamige gedicht van Janus Secundus, bol staat van lijfelijkheid en erotiek, toch staat de kus voor de meest intieme uiting van liefde. Het fragment uit de theatervoorstelling Café Muller van Pina Bausch daarentegen staat voor mij voor vertwijfeling, onvermogen en eenzaamheid. Om de cirkel van de connections te sluiten verzamelde ik 18 foto's die het gebied tussen deze uitersten opvullen. '
In bijlage een 5-tal foto's.
woensdag 25 maart 2009
zaterdag 21 maart 2009
vrijdag 20 maart 2009
herinnering
Er is ook nog de vraag om de Connections-bijdrage digitaal te leveren zodat ik die op onze blog kan posten. Ook daar zijn er nog een paar te kort: Johan, Paul, Sarah, Dan... Ik denk niet dat Jan D. (afgezien dan van de link) en Sabine iets digitaals te leveren hebben. Maar dan misschien wel een korte beschrijving, of referenties van het bibliofiele poëzieboek...
donderdag 19 maart 2009
tip
Zie http://onderaandedijk.wordpress.com/ en http://enmorgenookniet.blogspot.com/
Piet, vanavond heb ik tijd om eens te kijken hoe ik je terug op onze blog kan brengen. Of anders kan Paul al eens kijken?
dinsdag 17 maart 2009
beeld en muziek
anti-vogelsystemen
1. Systemen om vogels te weren, zoals hieruit en ook hieruit blijkt.
2. Strategieën die erop gericht zijn om de invloed van meneer
Vogel te minimaliseren.
3. Speciaal concept die erop gericht is om een enorme vogelkooi, die er niet uitziet als een vogelkooi en waar de vogels massaal op afkomen, vol te storten met beton.
tip
Afspraak volgende zaterdag 28 maart om 17:30 in CC Scharpoord, Meerlaan 32.
Meer info op de site van het Centrum voor Beeldexpressie die Photo View organiseert.
zaterdag 14 maart 2009
ultima thule
blogbesturing
Sabine en Dan, als alles goed gaat krijgen jullie een uitnodigingsmail om 'auteur' te worden van de blog. Voer gewoon uit wat wordt gevraagd en normaal gezien krijgen jullie dat auteurschap zodat jullie dan ook posts kunnen toevoegen en commentaren schrijven.
Op dit ogenblik zijn Paul en ikzelf 'blogbeheerder'. Dat wil zeggen dat enkel wij de instellingen en de indeling kunnen wijzigen. Uiteraard mogen er nog anderen beheerder zijn, maar het lijkt mij wel raadzaam het beheerderschap toch een beetje centraal te houden.
Je moet beheerder zijn om de rubriek 'Opgemerkt' in de rechterkolom aan te passen. Uiteraard zijn suggesties om die foto daar te wisselen welkom!
vrijdag 13 maart 2009
verslag bijeenkomst 14 / 12 maart 2009
De ‘Connections’-ketting wordt afgerold. Mag ik vragen dat iedereen in de mate van het mogelijke zijn bijdrage digitaal aanlevert (voor de filmpjes de juiste links; teksten in Wordbestand; foto’s in lage resolutie) zodat ik in een aparte post de ketting kan reproduceren, aangevuld met een summiere weergave van de commentaren achteraf, waarbij we probeerden niet alleen de bijdragen inhoudelijk te verklaren maar ook te focussen op de eigen aard van de verschillende connecties, verbanden, associaties.
2. Afspraken ivm de blog
Bruno en Pieter worden niet langer als lid beschouwd. Bruno’s website en Bruno’s en Pieters e-mailadres worden geschrapt.
Luc onderzoekt of Joost Goethals nog als lid kan worden beschouwd. Hij zal tevens polsen bij Johan Clarysse en Ludovic De Vlam of zij geïnteresseerd zijn.
Het nodige wordt gedaan om Dan en Sabine gemakkelijker toegang tot de blog te verlenen.
Johan vindt nog altijd zijn weg niet. Onverklaarbaar!
3. Afspraken ivm de volgende vergadering
De datum voor de volgende vergadering wordt vastgelegd op de eerste donderdag na de paasvakantie. Plaats werd bepaald bij mij, maar bij nader inzien is dat geen goed idee want de kans is altijd reëel, en zeker dan, dat ik niet op tijd in Brugge ben. Er moet dus een andere plaats gekozen worden. Ik hoorde Sabine zeggen dat het opnieuw in de galerie kan – maar misschien zijn er andere voorstellen. Bij Jan D. zou het ook kunnen maar dan moeten we met zijn allen naar Knesselare.
De opdracht ‘Auschwitztoerisme’ blijft behouden. Maar de deadline wordt vervroegd. Stuur voor 1 april je tekst (maximum 1 A4) naar mij. De marge is nodig omdat we de fotograaf, Roger Cremers, willen uitnodigen. Gesteld dat hij niet komt, wat waarschijnlijk is maar je weet nooit, dan willen we hem de kans geven de teksten te lezen en er zijn commentaar op te leveren. Zo kunnen we die commentaar ook in onze bespreking van zijn foto betrekken.Wellicht is dit agendapunt niet voldoende om de volgende bijeenkomst volledig te stofferen. Andere voorstellen of bijdragen zijn dus zeker welkom.
woensdag 11 maart 2009
dinsdag 10 maart 2009
francien krieg in pinsart
maandag 9 maart 2009
zondag 8 maart 2009
12 maart
en natuurlijk ook op de onderdelen zelf. De aandacht zou anders misschien te veel worden opgeslorpt door de commentaren. Bijkomend voordeel zou ook zijn dat we de hele keten op één avond kunnen afwerken.
Piet, het adres is Genthof 21 - je vindt het wel via Google Maps. Hou er echter wel rekening mee dat parkeren misschien niet evident is. Te voet van de rand buiten de omwalling, waar je je vehikel kosteloos kunt achterlaten, tot in de Genthof genaamde straat kost je hooguit een kwartier, en dat zal zeker niet veel meer zijn dan je aan het zoeken in de eenrichtingsstraten naar een parkeerplaats én naar je bestemming zult besteden.
Ikzelf zal mijn uiterste best doen om op tijd te zijn. In het slechtste geval ben ik er pas tegen half negen, begin maar zonder mij.
zaterdag 7 maart 2009
alec soth, amy stein, antoine d'agata, juliana beasley
images used without permission of the photographers
hope the photographers see this mention on 'goed gezien' as a tribute more than 'abuse' (anyhow... i surely saw it as an appreciation)
Alec Soth
Alec Soth is Amerikaan, geboren in 1969. Hij werd lid van magnum in 2008.
Z’n werk wordt gekenmerkt door de gevestigde Amerikaanse traditie van on-the-road-photography zoals we die reeds kennen van fotografen zoals Robert Frank en Walker Evans.
Het zijn vooral z’n portretten die me bijzonder aanspreken. Zelfs in stillevens waarin mensen ontbreken zijn deze toch aanwezig. In ‘driving by the Mississipi’, z’n eerste project vroeg Soth, tijdens het trage proces van het opstellen van z’n technische camera, aan de mensen om hun droom te omschrijven. Peter die reeds twintig jaar op een huisboot op de rivier woonde antwoordde: ‘Mijn droom is stromend water’.
De fotografie van Soth speelt met de tegenstelling schoonheid en armoede, anonimiteit en vertrouwdheid maar meer nog met individualiteit en gemeenschap.
Alec citeert graag woorden van Charles Lindbergh als hij het heeft over zijn creatief process:
“Steeds weer val ik in slaap met m’n ogen open. Ik weet dat ik in slaap val maar kan het niet vermijden. Als ik zo in slaap val zijn mijn ogen afgesloten van mijn gewone geest alsof ze dicht zijn maar ze worden rechtstreeks verbonden met een nieuwe geest die op een steeds sterkere manier omgaat met indrukken.”
Soth beschrijft in een fotografisch, poëtische taal het wankele evenwicht tussen harde werkelijkheid en menselijkheid.
Op de vraag hoe Alec Soth als fotograaf z’n onderwerpen vindt en benadert antwoordde hij met een spontane tip. Niet zo lang voor m’n project ‘Sleeping by the Mississipi’ was ik pijnlijk verlegen. Mensen fotograferen werkt echter therapeutisch. Ik startte met het fotograferen van kinderen in een park. Mensen vinden en tegelijk omgaan met m’n eigen gespannenheid mondde niet zelden uit in het bezoeken van een bar. Een tip zou dus kunnen zijn: ‘drink meer!’
‘I fell in love with the process of taking pictures, with wandering around finding things. To me it feels like a kind of performance. The picture is a document of that performance.’
Amy Stein
Amy Stein is een Amerikaanse fotografe en lerares fotografie in New York. Met haar project ‘Domesticated’ won Stein in 2008 op het New York Photo Festival de prijs voor het beste boek.
In haar werk onderzoekt de fotografe hoe de mens steeds meer geïsoleerd lijkt te raken van de natuur, de cultuur en de samenleving.
Het is vooral de schijnbare authenticiteit, de overwogen ensceneringen, het kleurenpalet, het bijzondere karakter van de beelden uit de technische camera van Amy Stein die mij tot verwondering en bewondering brengen.
De foto’s van Stein lijken echt, komen over als beslissende momenten waarin de mens of de menselijke beschaving oog in oog komt te staan met de wilde natuur. Ogenblikken waarin de feiten de verbeelding ontmoeten.
Ondanks de klaarblijkelijke werkelijkheid zijn de beelden geënsceneerd en maakt de fotografe gebruik van modellen, levende of dode of opgezette dieren. De fotografe reconstrueert de waargebeurde anecdotes in een plaatsje Matamoras in Pennsylvania.
“We at once seek connection with the mystery and freedom of the natural world, yet we continually strive to tame the wild around us and compulsively control the wild within our own nature.”
Antoine D’Agata
Antoine D’Agata is geboren in Marseille in 1961 en werd zoals Alec Soth lid van Magnum in 2008. Zij maken dus de jongste garde uit van het vermaarde fotoagentschap.
Agata verbleef een tijd in New York waar hij les volgde bij o.a. Nan Goldin en Larry Clark.
In 1993, bij zijn terugkeer uit Amerika naar Frankrijk, nam hij vier jaar afstand van de fotografie. Hij heeft nu geen vaste verblijfplaats maar werkt over gans de wereld.
Antoine d Agata werkt zonder studio, zonder statief en zonder kunstlicht. Hij is de straatfotograaf pur sang die veelal te voet door de wereld trekt. Niemand zou hem als beroepsfotograaf herkennen tussen de kroegtijgers, hoerenlopers, junkies en dolende zielen die de hoofdrol spelen in zijn werk.
Ik vind z’n beelden zonder meer emotioneel en erg intrigerend. Door een heel eigen belichting of is het een gewilde duisternis, beweging, onscherpte en grofkorreligheid vind ik z’n foto’s erg geladen, mysterieus en beroerend. Eén van de foto’s in het Magnum Magnum boek deed me zelfs aan de waanzin van Francis Bacon denken. Ik vind z’n fotografie gevaarlijk, uitdagend, onbeschaamd en tegelijk avontuurlijk, verleidelijk en uitnodigend. Zachman vind Antoine’s beelden uniek, sensueel, wreed en tegelijk shockerend. Van de fotografen die ik vanavond aan jullie voorstel lijkt hij me de enige met een uitdrukkelijk persoonlijk signatuur. Een fotograaf die durft buiten de lijnen te kleuren. Een man waar je op het net weinig zult over vinden. Een bijzonder getalenteerd kunstenaar.
Patrick Zachman, een collega van Antoine D’Agata bij Magnum was blij de jonge fotograaf te zien toetreden tot het eerbiedwaardige agentschap. ‘Niets is zo saai als een fotograaf te accepteren die een kloon van onszelf is’, zegt hij.
"It's not how a photographer looks at the world that is important. It's their intimate relationship with it."
Een uitspraak die we zeker in elk van z’n foto’s terugvinden.
Juliana Beasley
Jualiana Beasley (geb. 1967) studeerde fotografie in New York en gradueerde in 1990. Haar fotografische carrière begon ze als assistente in studio’s en als printer o.a. voor Annie Leibovitz. Ze verbleef enige tijd in Albanië en maakte er een project over Albanese kindarbeiders. In 1992 begon ze aan een acht jaar durend project over de relatie tussen klanten en dansers in het clubmilieu. Eigenlijk werkte Juliana gewoon als danseres, verdiende geld om rond te komen en maakte een schitterende inside reportage over dit milieu. Terwijl ze leefde als stripper en danseres fotografeerde ze.
Enkele polaroids uit deze periode van haar leven : (die de aandacht tijdens deze bijeenkomst moeten ten goede komen)
In de winter van 1995 zat ik op de koude vloer van een stripclub in Rockland County. Ik deed wat ik iedere nacht deed, mijn geld tellen ergens middenin mijn shift van vier uur ’s avonds tot vier uur ’s morgens. Ik was nodig aan vakantie toe in de zon.
Het leven van een stripper heeft z’n eigen comfortabele en voorspelbare routine. Slapen tot de middag. Ik sleep m’n lichaam uit mijn bed van m’n studio. Een stijf lijf is de herinnering aan een drukke nacht, veel geld, geteld en opgeborgen in steeds nieuwe schuilplaatsen. Gekneusde kniëen en ellebogen zijn bewijzen van m’n nachtelijke bezigheden. Soms wordt ik wakker met een knagend gevoel. Waarom haalde ik vorige nacht m’n gemiddelde niet. Ik berisp mezelf voor een gebrek aan motivatie voor de job of een persoonlijk mankement dat verklaart waarom ik m’n quota niet haalde.
Dansen voelde aan als een emotionele ontlading, sterkend en soms als een creatief verlengstuk van mezelf. Ik stripte vijf dagen per week voor een meestal bewonderend publiek. Soms beeldde ik me in een rockster te zijn: korting in hotels, persoonlijke chauffeur en veel makeup.
J.B: Mijn nieuwe carrière was bij momenten erg absurd en tegelijk vol menselijke narigheid. Ik was geïntrigeerd door het avontuur die veel weg had van een Disney pretpark voor volwassenen en waar mijn vrienden of kennissen niet aanwezig waren. Ik voelde de noodzaak om dit landschap en mijn ervaringen te documenteren.
Gedurende de laatste twee jaar van haar stripperscarrière werkte ze niet langer meer om geld te verdienen maar trok ze van de ene club naar de andere om haar project ‘lapdance’ af te krijgen. In één van de clubs vroeg de manager haar als wederdienst voor het fotograferen te dansen. Juliana moest eerst twintig minuten dansen om dan heel vlug haar fototoestel en flitsbatterij te nemen en haar onder het publiek te begeven. Ze bevestigde de batterij aan haar g-string. Deze hing na een tijdje ergens halverwege zonder dat zijzelf het opmerkte.
Nog meer dan de daarnet getoonde polaroids in het ‘Lapdance’-project was het vooral de serie ‘Rockaway’ die me beroerde. Wel voelde ik aan dat de beelden die Juliana Beasley maakte in dit mensenreservaatje op een boogscheut van New York meer zijn dan een anekdote of een simpele registratie. Deze beelden raken aan de aard van onze mensheid, aan haar kracht maar meer nog aan haar kwetsbaarheid, aan haar schoonheid en haar decadentie.
Ik vond deze foto’s zo indringend omdat ze mij de magie toonden van de alledaagsheid. Omdat de beelden aantonen dat voyeurisme ook met mildheid kan bedreven worden. Ik voelde aan dat de fotografe hier emotie neemt en geeft. Ergens ook voel ik Diane Arbus (een grote inspiratiebron) mee om de hoek kijken.
‘Last Stop: Rockaway’ is een reportage in kleur die het leven documenteert van hen die in dat kleine gebied wonen – een schiereiland aan de landtong van de New-Yorkse wijk Queens. De beelden van Rockaway reflecteren tristesse, chaos, naargeestigheid en wankele hoop. De gefotografeerde mensen zijn verworpen en gestigmatiseerd door de samenleving. Ze leven op een hoopje, verborgen voor de Amerikaanse droom een eind verderop.
In het recentste nummer van VIEW wordt een reportage gewijd aan het werk van Beasley. De schitterende prints te zien op tastbaar papier bewijst nog altijd dat dit het mooiste eerbetoon is voor een goede foto.
Ik sluit graag m’n korte belichting van Juliana Beasley af met een quote:
‘When you sit in a roomful of old, vulgar-speaking, angry men and you watch them break down and cry, telling stories about the dogs they once had in their lives and how they died, you understand the depth of desire to be interconnected.’