donderdag 19 februari 2009

bekentenissen (2)

6. We staan voor Hotel Hannon -een mooi Art Deco bouwwerk-, beter gekend als Espace Photographique Contretype en het is dus tijd voor Plossu. De ingang zit opzij van de stadsvilla en is bescheiden. Na de vrij kleine inkomhall kom je in een soort verdeelruimte die alle etages ontsluit en dus zeer volumineus is. Op de muur in de centrale open ruimte zijn epische muurschilderingen aangebracht. Het lijkt alsof het huis is gemaakt op maat van de schilderingen die er zouden komen. Impressionant. De overige vertrekken zijn niet overmatig ruim te noemen.
Ik neem een foto van Veerle op de trap in de centrale ruimte terwijl zij haar hand op de trapleuning houdt –“Kijk je eens naar mij”, vraag ik- en voor ik afdruk plaats ik de voeten en handen van de personnages in het muurtafereel nog net binnen het frame (foto 7).
De kleurenfoto’s van Plossu, afgedrukt volgens het Fresson-procédé kunnen mij niet onmiddellijk boeien. Nochtans. Het procédé boeit mij wel, ook zonder kennis van het procédé. De vale kleuren -'vaal' is hier geen synoniem voor 'fletsszz'- en het korrelige effect passen op de drager die veel weg heeft van Steinbach tekenpapier. En ik heb een grote bewondering voor fotografen die veel zorg besteden aan de authenticiteit en de totstandkoming van de prints –hoelang is het al niet geleden dat ik nog ’n keer in de donkere kamer afdrukte? Ongeduld. Luiheid. Ik hou van Traagheid maar niet van Trage fotografie-. Ik word dus, op enkele uitzonderingen na, niet geraakt door de beelden zélf.
De informatieve pancarte waarop Plossu zelf aan het woord is overtuigen mij niet:
“… in 1965 ben ik foto’s in kleur gaan maken… zonder voorbedachten rade, niet gehinderd door enige fotografische opleiding… ik wist van niets, wilde alles beleven, met de natte vinger… maar dankzij de kleurenprints van de familie Fresson leven mijn beelden en ademen ze precies op het ritme van wat ik met kleuren wil laten zien. Authenticiteit is belangrijker dan perfectie”. Nou, foto’s hoeven voor mij niet perfect te zijn -als dat al zou bestaan, perfectie-. Ik vermoed dat hij met 'perfectie' eigenlijk verwijst naar de geldende normen van een mooi of goed fotografisch beeld en dat hij dan vooral denkt aan scherpte, kleurechtheid en evenwichtig contrast -laat ons zeggen conformisme in al zijn vormen-, een benadering waar ik geen enkele moeite mee heb, maar nog steeds mis ik ‘inhoud’, iets wat ik daarentegen wél terugvind in zijn andere tentoonstellingen en uitgaven -‘So Long. Vivre l’ Ouest Américain’ en ‘La Frontera Mexique’-. Ik probeer mij in te leven in zijn zienswijze en stel mij vragen. Is Plossu ’n fotograaf die de fotografie niet zo au serieux neemt, eerder een dagboekfotograaf, een snapshotter, een verslaggever van de vrijblijvendheid? Is hij wel vrijblijvend? Wat is vrijblijvendheid en wat is daar mis mee?
Het bezoek aan deze tentoonstelling leert me vooral dat er nog zoiets bestaat als de fotografie als esthetisch relaas van de persoonlijke omzwervingen, welke voor de fotograaf een betekenis hebben -ook al hebben ze voor de beschouwer pas echt betekenis nà lectuur van de toelichtingen van de auteur of een critiqueur-. Het leert me dat een eigengereide visie soms te verkiezen is boven een benadering die zich al duizend keer heeft ontvouwd, voor velen tot vervelens toe. Het leert me dat het lovenswaardig is om ‘het onzichtbare’ te tonen, liever dan het evidente en het flagrante. Zijn hele oeuvre doet me erover nadenken dat ik nog eens moet vertrekken naar ontontgonnen gebieden en dat het precies de transitzones zijn die betekenisvol zijn -veeleer dan de eindbestemming(en)-, het mysterie van het onderweg zijn, van het leven zelf als het ware.
Voor we vertrekken neem ik nog enkele foto’s waarin de ruimte volop tot zijn recht zou moeten komen. De kamer o.a. met het wandvullende gordijn en het achterliggende licht, die door het raam naar binnen schijnt. En opzij tegen de muur de vermoedelijke aanwezigheid van twee fotowerken (foto 8).
Weer buiten valt mijn oog op een 'samenloop der dingen' bij de entree van een residentie, met een natuurlijk aandoende groene sculptuur -een tent die me doet denken aan de avontuurlijke kampen die we bouwden toen we nog klein waren? Een in der haast opgetrokken onderkomen voor ontheemden? Niets daarvan! Niets is avontuurlijk, noch bedoeld voor ontheemden-. Ik esthetiseer de locatie door middel van mijn camera (foto 9). Ik kan niet anders. In dit geval toch niet.

1 opmerking:

pascal zei

die foto 8 vind ik wel heel bijzonder, hoor Luc