1. Zondag 8 februari. Mijn vrouw Veerle bedenkt om naar Brussel te gaan en ik stem met graagte in. We vertrekken om 11 uur om nog op tijd te zijn voor de voddenmarkt. Ik neem mijn camera mee, zoals altijd. Zoals bijna altijd. Ik verheug er mij op en vraag me af welke situaties er zich nu weer zullen voordoen. Ik kan me eigenlijk nog nauwelijks voorstellen hoe het was om te vertrekken zonder camera. Tien jaar geleden was dat nog zo. Hoe anders loop je in de stad zonder? Vaak heb ik een naar gevoel bij de veronderstelling dat ik misschien niet meer zonder zou kunnen. Ik heb een even naar gevoel bij de wetenschap dat ik mét camera ongetwijfeld veel mis. We zijn ook anders met mekaar, mijn vrouw en ik. Anders mét dan zonder. Veerle heeft er geen bezwaar tegen. Zij gunt me mijn passie. Als we samen op stap zijn heeft ze liever niet dat ze te lang op me moet wachten of dat ik van de looplijn afwijk terwijl zij nietsvermoedend doorloopt. Geen probleem dat je blijft hangen, zegt ze, maar zeg het me dan. En ik dan: ja Veerle, als ik het je eerst moet komen zeggen dat ik op een zijspoor iets heb opgemerkt, dan ben ik grandioos te laat om de foto te nemen. Meestal denk ik erover om ‘m eens thuis te laten en soms neem ik het me echt voor, maar als puntje bij paaltje … en soms denk ik: ach, het zijn maar foto’s. Is het nu echt zo belangrijk?
2. In de auto staat de radio op 1. Zoals elke zondagmiddag is er een eucharistieviering. Ik druk op de Radio 2 toets. De préhistorie is weer ’n mooie gelegenheid om nostalgisch te worden én mijn muziekkennis te testen. Ik doe het elke zondag als we thuis zijn. Het is haast een ritueel geworden. Als er een nummer word ingezet probeer ik zo snel mogelijk de uitvoerder en/of de titel te geven. Ik vind het fijn dat mijn vrouw meeluistert en er zich kan van vergewissen dat ik juist zit. Of fout. Zij luistert mee naar de afkondiging en constateert met mij of ik juist of fout was. Zij is mijn jury. Zonder haar zou het niet half zo leuk zijn.
3. Als we Brussel naderen valt het me te binnen dat Brussel een moeilijke stad is, een stad waar ik drie keer over moet nadenken hoe ze in elkaar zit, een stad die je niet in een handomdraai van buiten kent. Ik moet het toegeven. Zonder stadsplan of gps zou ik de weg moeten vragen. Waar het Vossenplein ligt bijvoorbeeld. Haast iedere keer als ik in Brussel ben en tijd heb, ga ik naar het Vossenplein. Altijd hetzelfde liedje. Voorspelbaar dus. En toch lopen we graag tussen de oude spullen. Je weet maar nooit. Ik overweeg om een mooi bijzettafeltje te kopen maar bedenk dat we al spullen genoeg hebben.
Het is moeilijk fotograferen op plaatsen waar zoveel spullen en mensen samenkomen. Maar ik fotografeer. Een leeg kader die dan toch niet leeg blijkt te zijn (foto 1). Een verkoopster met haar hoofd in de bloemen (foto2). Het zijn spielereien. Foto’s heb ik blijkbaar nooit genoeg. Als bewijs. Om te laten zien dat ik het heb gezien. Later op de dag fotografeer ik een auto en zijn reflectie in een ruit waarop enkele lijnen zo mooi accorderen met het silhouet van de auto (foto 3). Ik ben verrukt. Enkele dagen later vraag ik me af of dergelijke foto's voor andere mensen iets kunnen betekenen. Of ze meer kunnen ontlokken dan een “goed gezien!”.
4. Langs de Zuidlaan onderweg naar de zondagsmarkt aan de Midi stappen we een volkscafé binnen. Om te plassen en te apéritieven. Het café is niet mee met zijn tijd. De bazin is een niet meer zo jonge geblondeerde van Griekse origine. Ze is vriendelijk en authentiek, net zoals het interieur en de vaste klanten. Zo ’n bazin zou ik nog wel willen hebben in mijn stamkroeg die ik niet heb. Ik fotografeer niet de bazin, maar een vaas met bloemen op een tafelkleed met bloemenmotief – mensen willen het leven versieren, mooier maken - (foto 4). Als ik het zie ben ik gecharmeerd door het surrealisme van de samenloop der dingen. Later bedenk ik dat ik de vaas en het tafelkleed heb gekadreerd zonder de bloemen in de vaas en maak ik mezelf wijs dat dit het nog vreemder maakt dan het in het echt al was. Flagranter.
5. Op de markt is het –mag het?- een drukte van jewelste. Te druk voor ‘uitgepuurde’ foto’s. Er gebeurt niet veel bijzonders. Tot iemand zijn aardappelen verliest (foto 5). Een oudere blanke brusselaar graait naar de jonge aardappeltjes en wordt daarbij geholpen door een zwartharige moslima. Er gebeurt iets, dus ik reageer direct. Achteraf zie ik op de foto dat hun handen elkaar -ongewild- raken. Verderop zitten er jonge allochtone bedelaarsters op de grond (foto 6). Ze zitten op hun knieën, verlagen zich dus letterlijk. Ik aarzel: de ethiek, de menselijke waardigheid. En dan druk ik toch twee keer af. Snel, zodat ze het niet opmerken. Ik voel me niet echt lekker, maar ik verdring de ethiek. We kopen aanzienlijk wat groenten –tomaten, paprikas, peultjes, - ingevoerd uit Marocco.
donderdag 19 februari 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten